5 november 2003
een interview met Jonny Offerman
PASSIE VOOR PALEOLITHICUM
door Frans de Vries
s u p p l e m e n t

printversie (773k)
colofon
Jonny Offerman uit Kortenhoef is een enthousiast verteller, zeker als het om haar passie het Midden-Paleolithicum gaat. Stof voor een interview is ruim voor handen: de in 1927 geboren amateur-archeologe heeft veel meegemaakt als het om steentijdarcheologie gaat. Zo ontdekte ze enkele belangrijke middenpaleolithische vindplaatsen, is ze vele jaren actief binnen de steentijdarcheologie en publiceerde ze over diverse middenpaleolithische onderwerpen. Hoog tijd daarom om haar eens nader voor te stellen.
 

Afb. 1
Mei 2003 - Jonny Offerman bij de akkers in het Corversbos nabij Hilversum. In 1969 vond zij hier haar eerste middenpaleolithische artefact. Deze vindplaats leverde daarna tientallen nieuwe artefacten uit de Neandertalertijd op.
foto: Frans de Vries
grotere afbeelding
1. Hoe ben je geïnteresseerd geraakt in de steentijd-archeologie? Wanneer en waar vond je het eerste steentijdartefact?
Door mijn vader. Hij was een man van, “wie zien wil, die ziet”. Hij nam me mee naar musea waar ik als klein kind voor het eerst stenen werktuigen kon bewonderen. Wandelend in de bergen mocht ik altijd een uurtje op een grindbank in de Isar (Dld.) met stenen spelen; wat mijn vader hoofdschuddend aanschouwde. Ik noemde het spelen met stenen bootjes. Stenen die lang met een zijde stroomopwaarts liggen slijten boegvormig af aan die kant, vandaar! In die tijd is de basis gelegd voor mijn latere belangstelling voor de steentijd.Ter plaatse ligt vuursteenmateriaal aan de oppervlakte dat verweringsverschijnselen als windlak en bruine patina laat zien; verweringsverschijnselen die kenmerkend zijn voor keizandvuursteen. Het ligt daarom voor de hand dat er keizand in de ondergrond aanwezig is.


2. Wanneer en waar vond je het eerste steentijdartefact?
Dat was in in 1959 toen mijn echtgenoot en ik kampeerden in de Charente, bij het Franse plaatsje Aubeterre, aan de rivier de Dronne. We zochten verkoeling in de rivier en bekeken er stenen; daar vond ik mijn eerste kling. Geen natuurlijk slijtproces. Dit moest door mensenhanden vervaardigd zijn. Vanaf dat moment zocht ik met succes de omringende akkers af. Geen betere leerschool dan daar denkbaar, met de lokale musea in de buurt om te vergelijken en kennis op te doen.
 

Afb. 2
Het eerste middenpaleolithische artefact dat Jonny Offerman in het Corversbos vond. Het is een sterk verweerde schaaf. Ondermeer het verweringsverschijnsel windlak is zichtbaar op dit werktuig.
Foto : Frans de Vries
grotere afbeelding

3. In welke steentijdperiode ben je vooral geïnteresseerd?
Vooral in het Midden-Paleolithicum. Voornamelijk omdat deze periode ons zo ver terugbrengt in de geschiedenis. Er is er nog steeds een groot gat in de kennis over deze periode. Het is fascinerend om daar een bijdrage aan te kunnen leveren.

4. Je hebt de middenpaleolithische vindplaats Corversbos in het Gooi ontdekt. Hoe en wanneer heb je deze vindplaats ontdekt?
Mijn eerste middenpaleolith vond ik in 1969 op een akker in het Corversbos, niet ver van Hilversum. Doel van het belopen van die akker was het vinden van restanten van een middeleeuwse hut die daar ooit heeft gestaan: er is wat huttenleem verzameld zonder verdere aanknopingspunten. De gevonden schaaf, de eerste vondst, was natuurlijk erg leuk. Een middenpaleolith uit het Corversbos! Vanaf dat moment ben ik aan het werk gegaan. Alle gedane vondsten werden ingemeten en ingetekend op een topografische kaart. Jaren later werd het belang hiervan extra duidelijk. Ik kon toen aantonen dat er sprake was van een concentratie.

5. Toen je in 1969 deze eerste vondst deed in het Corversbos, was de kennis over deze sterk verweerde en moeilijk als artefact te herkennen stenen klein. Toch vermoedde je toen al dat je met een artefact van doen had. Hoe kwam je tot dat vermoeden?
Ik vertelde al dat ik enige ervaring opgedaan had met Franse artefacten. Ook daar zaten sterk verweerde artefacten tussen. Die ‘Franse kennis’ was blijkbaar voldoende basis om ze ook in Nederland te herkennen.

6. Een andere vindplaats die je op je naam hebt staan is Nieuwegein. Wanneer en hoe heb je deze site ontdekt?
In de loop van 1986 werd de waterzuiveringsinstallatie aan de Loosdrechtseweg te Hilversum ontmanteld en verplaatst naar Nederhorst den Berg. Om het terrein bouwrijp te maken tot industriegebied, werden de gaten en oneffenheden opgevuld met aangevoerd zand en daarna 1 meter opgehoogd. Ik stond op de vierde verdieping van de flat waar mijn schoonmoeder toen woonde. Mijn oog viel op het aangevoerde zand en ik ben een kijkje gaan nemen op het bouwterrein. Het werd me snel duidelijk dat dit zand niet uit de stuwwallen en ook niet uit Randmeren afkomstig kon zijn: de grijze kleur van het zand, de grote hoeveelheden zwartgekleurde vuursteen en het organisch materiaal, deden denken aan een zuigput. Het assortiment aan organische resten was zeer gevarieerd. Fossiele botten van mammoet, wolharige neushoorn, reuzenhert, paard, oeros, wisent, veelvraat, holenbeer en waterschildpad zijn hier aangetroffen. Evenals riet, mosselschelpen en houtresten.

De inmiddels opgeraapte bewerkte vuurstenen stelden ons - Carla Brouwer was er inmiddels ook bij betrokken geraakt - voor de keus: weggooien of een poging wagen om de herkomst van het zand te achterhalen. Tot het laatste werd besloten en het lukte. De artefacten bleken inderdaad afkomstig te zijn uit de zuigput, namelijk zuigput Weber bij Nieuwegein. Eind november 1986 bekeken wij een aantal vloeivelden aldaar en verzamelden we een flink aantal afslagen. Ook de rest klopte als een bus: de grijze kleur van het zand, de grote hoeveelheden zwartverkleurde vuursteen en het organische materiaal. Er werd besloten door te gaan met het verzamelen om de cultuurtraditie van de bewerkte stenen vast te stellen. Ook wilden we vaststellen uit welke geologische formatie deze artefacten afkomstig waren.
 

Afb. 3
Enkele middenpaleo-lithische artefacten van Nieuwegein (Utrecht). 1 en 2 Levallois-afslagen 3 en 4 kleine kernen 5 t/m 8 schaven 9 kling
illustratie: M.J.L.Th. Niekus/H.R. Roelink
grotere afbeelding

7. Ben je in je opzet geslaagd: is het gelukt de artefacten van Nieuwegein in de juiste geologische context te plaatsen en de artefacten te dateren?
Dat is denk ik zeker gelukt, zij het dat zo’n datering vanzelfsprekend slechts globaal kan zijn. Ik denk dat het reëel is de artefacten in het Eemien te plaatsen. Het Pleistocene pakket waaruit de artefacten zijn gekomen is ter plekke 26 meter dik. De artefacten komen uit de formatie van Veghel. Door erosie moet het mogelijk geweest zijn om daar tijdens het Eemien stenen te verzamelen voor vuursteenbewerking. Tijdens het Weichselien was dit bijna niet mogelijk door de dikte van het afdekkende pakket. Buitendien is het pakket in het Holoceen opgeruimd, zonder steenresten achter te laten. Dit gebeurde door de Linschotenrivier. Rest dus het Eemien. In een van de fasen van deze periode moeten we de geologische context zoeken, lijkt me. Dat de artefacten van Nieuwegein redelijk te dateren zijn is al heel wat! Het is lang niet altijd mogelijk.

8. Welke andere vermeldenswaardige vondsten heb je gedaan?
Samen met Elly du Maine bezocht ik regelmatig een aantal zand- en grindgroeves. De belangrijkste bevindt zich in Maarn. Deze groeve leverde ondermeer diverse kernen, schaven en klingen op. Zo’n 40 stuks in totaal, behorende tot het Acheuléen. Ook in een groeve nabij Soesterberg, die ik samen met Carla Brouwer regelmatig bezocht, vonden we een flink aantal Acheuléenartefacten. Opvallend in deze groeve waren een aantal los gevonden botten. Onder meer een kies van een bosolifant. De hele noordelijke westelijke helling van de stuwwal (de Utrechtse Heuvelrug) zochten we in de loop der jaren af. Het ging hierbij om de akkers en de open plekken. Een situatie zoals in het Corversbos – een duidelijke concentratie – is in dit gebied nergens aangetroffen.

9. Hoe heb je je kennis over steentijdonderzoek kunnen verdiepen?
In 1974, 1985 en 1987 heb ik meegedaan aan paleolithische opgravingen onder leiding van Dick Stapert. Dit waren de opgravingen in Rhenen Kwintelooijen-groeve) en Wageningen-Hoog. Daarnaast nam ik in 1984 deel aan een opgraving in Oud-Leusden, vlakbij vliegveld Soesterberg. Hier werd de A28 doorgetrokken en kwam een stuwwal aan snee. Zeer leerzaam al die opgravingen! In 1976-1977 heb ik daarnaast colleges gevolgd in Amsterdam aan het Instituut voor Pre- en Protohistorie (Bronstijd en Middeleeuwen). Het heeft mijn denken in het benaderen van archeologische problemen veranderd en aangescherpt. Daar heb ik tot op heden nog steeds plezier van. Daarnaast heb ik veel geologische en archeologische literatuur gelezen.

10. Paleolithicum is je passie. Misschien ben je daardoor in aanraking gekomen met de Vermaning-zaak. Wat vind je van de houding van de bij deze zaak betrokken vak- en amateurarcheologen?
Ik ben niet direct in aanraking gekomen met de Vermaning-zaak en heb zijn stenen nooit in mijn handen gehad. Wel heb ik de ontwikkelingen aan de zijlijn gevolgd. Over de houding van de betrokkenen kan ik kort zijn. Alles wat er over en weer geschreeuwd en beschuldigd is, is een beschaafde samenleving onwaardig. Het heeft bij alle betrokkenen diepe sporen achtergelaten. Dit mag nooit meer gebeuren!
 

Afb. 4
De Leemdijkbijl: één van de omstreden werktuigen uit de collectie van Tjerk Vermaning sr.
foto: Frans de Vries
grotere afbeelding

11. Je noemde al je deelname aan de opgravingen van de middenpaleolithische vindplaats Rhenen in de Kwintelooijen-groeve. Dit is zeker een belangrijke vindplaats te noemen. Vind je dat deze site door vakarcheologen op de juiste waarde is geschat?
Het gaat in Rhenen om tienduizenden artefacten. Na de opgravingen in de Belvédère-groeve nabij Maastricht, is Rhenen in het vergeetboek geraakt. Ik vind dat niet terecht: ook vindplaatsen waar artefacten niet in situ zijn aangetroffen kunnen een schat aan gegevens opleveren.

12. Wat vind je positief en wat negatief aan de manier waarop in Nederland steentijd-archeologie bedreven wordt?
De steentijdarcheologie is vooral een mannenaangelegenheid. Vooral in de amateurwereld, met veel geschreeuw en betweterigheid. Als vrouw moet je met een flinke portie kennis voor de dag komen, wil men naar je luisteren. Vooral het gegrinnik kan soms erg hinderlijk zijn. In den beginne was de kennis in de wetenschappelijk wereld nihil, men vond het maar een vreemde bezigheid, het verzamelen van glimmers. Best een moeilijk en eenzaam begin, zo rond 1960. Nu dik veertig jaar later is er tussen amateurs en vakarcheologen overleg en discussie mogelijk. Daar isdit interview een onderdeel van. Ik ben zeer gelukkig met deze ontwikkeling. Dit is namelijk de enige manier om met zijn allen een stapje verder te komen, en de problemen rond het Midden-Paleolithicum op te lossen.

Enkele artikelen door Jonny Offerman
Offerman-Heykes, J. en C. Brouwer-Groeneveld, 1990. Het Midden-paleolithicum van Nieuwegein (Utrecht). Westerheem 39, p. 98-109.

Offerman-Heykes, J. en A. Boelsma, 1993. Het Midden- Paleolithicum van het Gooi, Westerheem XLII-1.

Offerman-Heykens
, J., 1997. Commentaar op de Vermaningartefacten 1 & 2, Archeoforum nr. 2, p. 35-39.
naar artikel

Offerman-Heykens, J.
, 1998. Mander & hyalietglas. Archeoforum nr. 3, p. 33-35. naar artikel

Offerman-Heykens, J.
, 1998. Het late Midden-Paleolithicum van het Gooi. Archeoforum nr. 3, p. 36-45. naar artikel

 

Interviews op Archeoforum
  Een interview met Piet Houtsma 
  Een interview met Jonny Offerman 
  Een interview met Jan Hagens 
  Een interview met Johan ten Hoopen 

  

 

 

 



n t e r v i e w