Friese Tjonger-artefacten van De Kjellingen weer boven water
DE KJELLINGEN, HORJUS, BOHMERS EN SCHWABEDISSEN
Klaas R. Henstra
 

Amateur-archeoloog Pieter Horjus ontdekte tussen 1925 en 1942, nabij het Friese dorp Eastermar een belangrijke collectie laatpaleolithische artefacten behorend tot de Tjongercultuur. Hij vond de gebruiksvoorwerpen van deze rendierjagers op een zandkop genaamd De Kjellingen. Het belang van deze ontdekking bleek onder meer uit de buitenlandse interesse voor zijn vondsten: de Duitse steentijdkenner Hermann Schwabedissen, publiceerde in 1954 met behulp van de Nederlandse archeoloog Assien Bohmers, een deel van de werktuigen van De Kjellingen.
Sindsdien zijn de werktuigen van deze vindplaats spoorloos. Gelukkig is echter kortgeleden een deel van deze stukken teruggevonden. Dit artikel beschrijft de vondst door Horjus, het zoekraken en de hernieuwde ontdekking van deze artefacten.

Horjus
Pieter Horjus was sinds de jaren'20 werkzaam als winkelier en handelsreiziger in Eastermar en wijde omgeving. Wat archeologie betreft was hij vooral geïnteresseerd in de steentijd. Onduidelijk is hoe Horjus aan zijn hobby verslingerd is geraakt. Wel is tamelijk zeker dat zijn eerste steentijdvondst uit 1925 dateert.

Zijn belangrijkste ontdekking deed hij op De Kjellingen: een site van de Tjongercultuur (Federmesser). De datum van de vondst kan niet nauwkeuriger bepaald worden dan tussen 1925 en 1942. Mogelijk omvat de collectie vondsten uit verschillende jaren. Bekend is dat Horjus tijdens zijn handelsreizen immer zijn klompen in de fietstas meenam. Werd er een stuk land geploegd, dan kon hij zo onmiddellijk een onderzoekje instellen.

Ligging
De vindplaats De Kjellingen ligt tussen de meren De Leijen en het Bergumermeer, ten zuidwesten van het Friese dorp Eastermar (gemeente Tytsjerksteradiel). Ook in de steentijd (Jong-Paleolithicum en Vroeg-Mesolithicum) lag dit gebied aan de noordzijde van De Leijen. In de directe nabijheid van De Kjellingen voerde Newell in de jaren '70 een archeologisch onderzoek uit naar een grote mesolithische nederzetting.

De Kjellingen ligt op een zeer opvallende verhoging in het
landschap: een zandkop van ongeveer 2 meter die grenst
aan een oud beekdal dat de twee meren met elkaar verbindt (zie afb. 1). De oorsprong van het toponiem 'De Kjellingen' is niet geheel duidelijk.

De vondst
Waarschijnlijk heeft Horjus De Kjellingen tijdens één van zijn handelsreizen ontdekt. Op een akker trof hij tal van kenmerkende werktuigen aan van de Tjongercultuur, zoals fraaie Tjongerspitsen, korte massieve schrabbers, stekers en klingschrabbers (afb. 2). Horjus noteerde zelf omtrent zijn vondst het volgende: 'O3= de zg. Kjellingen, hoog bouwland aan De Leijen. Tjongerien'. (archief auteur). Het is niet geheel duidelijk of Horjus zich meteen bewust was van het belang van zijn vondst of dat andere deskundigen hem hier later attent op hebben gemaakt.

Tjongercultuur
De Tjongercultuur wordt geplaatst in de periode tussen 11.800 tot 9300 voor heden, in het zogenaamde Allerød-interstadiaal. Tijdens dit interstadiaal veranderde de toendra in een berken- en dennenboslandschap. Dit bood een goede basis voor de jagers van de Tjongercultuur en leverde waarschijnlijk een gevarieerder menu op dan die van hun voorlopers, de rendierjagers van de Hamburgcultuur. Waren de vertegenwoordigers van de Hamburgcultuur nog in sterke mate afhankelijk van het rendier, voor de Tjongercultuur gold dat waarschijnlijk minder. Zo was door de klimatologische veranderingen boswild beschikbaar.

Artefacten van de Tjongercultuur zijn veelal aangetroffen aan
de randen van beekdalen die het Fries-Drentse plateau
doorsnijden. Eén van de eerste vondsten is dan ook gedaan in
het dal van de rivier de Tjonger (Fryslân). De Tjongercultuur is
onder meer verwant aan culturen uit het zuiden (o.a. Frankrijk). Een aantal karakteristieke werktuigen uit het Franse Gravettien, zoals Gravette-spitsen en massieve waaiervormige schrabbers, treffen we namelijk ook aan tussen de Tjonger-werktuigen.

Bohmers
Eén van de mensen die het belang van Horjus' ontdekking
inzag was de archeoloog Dr. Assien Bohmers. In het begin van
de jaren '40 kwam Horjus in contact met Bohmers, die toen
werkzaam was aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Bohmers was zeer geïnteresseerd in de werktuigen van De Kjellingen en wilde ze nader bestuderen. In de herfst van 1942 heeft Bohmers 37 van de fraaiste Tjonger-artefacten in bezit gekregen.

Hij publiceerde deze stukken in het gedenkboek van A. E. van
Giffen (1947), als klassiek voorbeeld van de Noord-Nederlandse Tjongercultuur. Bohmers beschreef van de 37 stukken die hij ter beschikking had, 16 artefacten waaronder 5 Tjongerspitsen, 3 stekers en 8 schrabbers.

De ontdekking en beschrijving van een nieuwe traditie in Noord-Nederland die verwant bleek aan Franse steentijd-tradities, werd in die tijd waarschijnlijk van groot belang geacht voor het aanzien van de Nederlandse archeologie. Een 'eigen' laatpaleolithische cultuur, naast de in Duitsland ontdekte bijzondere vindplaatsen van de Hamburg- en Ahrensburg-cultuur, ervoer ook Bohmers wellicht als heilzaam voor zijn prestige in de archeologische wereld.

Schwabedissen
Pas in 1954 doken de artefacten weer op in een publicatie, namelijk in het boek 'Die Federmesser-Gruppen des Nordwesteuropaïschen Flachlandes' door Dr. Hermann Schwabedissen. Op pagina 53 en 54 van dit boek zijn 23 artefacten van De Kjellingen afgebeeld en beschreven (afb. 2); in de verantwoording wordt Horjus als vinder aangemerkt.

Horjus zelf heeft nooit contact gehad met Schwabedissen. Schwabedissen moet daarom alle informatie via Bohmers hebben gekregen. Schwabedissen heeft de artefacten van De Kjellingen zelf nooit onder ogen gehad. Hij heeft zijn publicatie
noodgedwongen moeten baseren op tekeningen en waarschijnlijk heeft hij daarnaast de publicatie van Bohmers in het genoemde gedenkboek kunnen raadplegen. Schwabedissen wijdt een zin aan het feit dat hij de stukken niet persoonlijk kon bestuderen. Hij schrijft, dat hij vanwege de oorlog, de oudheden van De Kjellingen niet persoonlijk kon bestuderen: 'Hier wurden die Unterlagen von A. Bohmers übernommen.'

Schwabedissen heeft 23 artefacten afgebeeld en Bohmers 16, derhalve zal Schwabedissen ook andere tekeningen en omschrijvingen van het materiaal in zijn bezit hebben gehad.

Hernieuwde ontdekking
In 1961 schonk Bohmers een collectie artefacten aan het Fries Museum te Leeuwarden. Een deel van het materiaal van Horjus is in 1963 aan het Fries Museum geschonken. Bij een studie in 1995 door leden van Werkgroep Steentijd Friesland werden in de collectie Horjus vijf artefacten aangetroffen, die identiek waren aan afbeeldingen in de publicatie van Schwabedissen
(nr. 3, 4, 10, 20 en 22).

In 1998 doken nog eens acht 'stientsjes' op. Deze artefacten, alle afgebeeld in dit Archeoforum-artikel, waren per ongeluk verzeild geraakt in andere collecties (mondelinge mededeling Evert Kramer, Fries Museum). Mogelijk bevonden zij zich in de collectie, die door Bohmers geschonken is aan het Fries Museum (nr. 1, 5, 6, 7, 9, 14, 16 en 21). Van de 23 door Schwabedissen afgebeelde stukken zijn derhalve nu dertien stuks teruggevonden. Van de overige veertien (niet afgebeeld), ontbreekt tot nog toe elk spoor.

Onlangs doken evenwel nog 26 andere artefacten van De Kjellingen op; deze zijn niet door Schwabedissen afgebeeld. Het totale aantal van 39 komt evenwel niet overeen met de 37 die Bohmers indertijd in bezit kreeg.

Een van de belangrijkste redenen dat de Steentijdwerkgroep
Frylân in staat was een deel van de collectie terug te vinden,
was de duidelijke codering die Horjus heeft aangebracht op
zijn vondsten. De registratiecode die hij voor De Kjellingen
gebruikte was O3 (O=Oostermeer, de Nederlandstalige naam
van het dorp Eastermar). De O3-nummers zijn met potlood
door Horjus aangebracht. Met een kroontjespen heeft Bohmers
er later B7 - 11 en volgnummers aan toegevoegd. Ook
bevinden zich met potlood geschreven H-nummers op de
stenen: deze zijn mogelijk afkomstig van Horjus.

Op acht artefacten uit de rest-collectie zijn geheimzinnige
tekens te zien: een verticaal lijntje met aan de rechterzijde
een X en daaronder een > (zie afb. 9 en 10). Uit het
handschrift is wel duidelijk, dat deze tekens niet door Horjus,
maar door Assien Bohmers (of een van zijn medewerkers) zijn
aangebracht.


Afb. 9
Een teruggevonden artefact van De
Kjellingen (Frl.). Het is een schrabberkap
van een gebroken klingschrabber. Het
raadselachtige teken op de achterzijde is
vergroot weergeven in afb. 10.
l. = 1,8 cm; b. = 1,9 cm


Het tekentje doet sterk denken aan een combinatie van
enkele rune-tekens, met name de rune B en A (zie afb. 10).
De 'B' van Bohmers en de 'A' van Assien? De 'A' kan
overigens ook een 'gewone' 'A' zijn. Bohmers heette voluit
Johan Christiaan Assien; hoewel minder duidelijk te
herkennen, kunnen ook de voorletters van de twee
eerstgenoemde namen in het teken zijn verweven. In afb. 10 zijn ook deze runetekens afgebeeld.

Slot
De Steentijdwerkgroep Fryslân heeft zich ten doel gesteld
de vele Friese onbeschreven steentijdcollecties aan de
vergetelheid te ontrukken. Het is daarom niet uitgesloten
dat ook de nog ontbrekende artefacten van De Kjellingen
te zijner tijd weer boven water komen. De (herondekte)
artefacten van De Kjellingen zijn te bewonderen in de
permanente expositie van het Streekmuseum/
Volkssterrenwacht Burgum (Frl.).


Literatuur
Archief Horjus (deelarchief van de auteur)
Henstra, K.R., E. Kramer, L. Postma, M. Postma, K.J. Bekkema, 1995. Pieter Horjus (1887-1962). Amateur-archeologie in het oosten van Friesland. Streekmuseum/Volkssterrenwacht Burgum, Burgum.
Lee van der, A., 1996/1997. Apan/Extern, nr. 6. De betwiste
nagedachtenis aan dr. A. Bohmers.
Leeuwarder Courant, 9 mei 1988.
Schwabedissen, H., 1954. Die Federmesser-Gruppen des
Nordwesteuropaïschen Flachlandes. Zur Ausbreitung des Spät-
Magdalénien.
Karl Wacholtz Verlag, Neumünster.

 

Zie voor de bijlages van dit artikel de pdf-versie van dit artikel

publicatiedatum: 28 maart 2002

 

 

Afb. 1
Een 3D-hoogtekaart van het gebied tussen het Bergumermeer en De Leijen (Frl.). De vindplaats De Kjellingen ligt op een duidelijke verhoging in het landschap.
(illustratie: Marten Postma op basis van gegevens van RAAP Noord-Nederland)

grotere afbeelding

 



Afb. 2

Tekeningen uit de publicatie 'Die Federmesser-Gruppen des Nordwesteuropaïschen Flachlandes' van Hermann Schwabedissen (1954). Afgebeeld zijn werktuigen van De Kjellingen (Frl.), gevonden door Pieter Horjus. Tot nu toe zijn 13 van deze werktuigen weer boven water gekomen.

grotere afbeelding

 



Afb. 3

Een teruggevonden Tjongerspits van De Kjellingen (Frl.).
l. = 3,4 cm; b. = 0,9 cm

 


Afb. 4
Een teruggevonden (mogelijk) Tjonger-spitsfragment van De Kjellingen (Frl.).
l. = 2,2 cm; b. = 1,3 cm

 


Afb. 5

Een teruggevonden grote kling van De Kjellingen (Frl.). Links is een duidelijke kerf te zien; ook de top is geretoucheerd.
l. = 5,3 cm; b. = 1,5 cm

 


Afb. 7

Een teruggevonden kern van De Kjellingen (Frl.).
l. = 6,5 cm; b. = 3,0 cm

 
Afb. 10
Boven: een vergrote weergave van het
tekentje dat onder meer op het hiernaast afgebeelde kling-schrabberfragment is aangebracht. Het kan een 'handtekening' van Bohmers zijn: een combinatie van een rune A en B en misschien J en C.
Onder van links naar rechts: een A, B, J en C uit het runenschrift (futhark).
 


Afb. 11
Een teruggevonden boorachtig werktuig van De Kjellingen (Frl.).
l. = 3,2 cm; b. = 1,7 cm

 


Afb. 12

Een teruggevonden beschadigde schrabber van De Kjellingen (Frl.). De beschadiging - ter hoogte van het zwarte '*', is waarschijnlijk ontstaan door vorstsplijting.
l. = 3,5 cm; b. = 2,8 cm

 


Afb. 13
Een teruggevonden eindschrabber van De Kjellingen (Frl.).
l. = 2,5 cm; b. = 1,7 cm



 

r t i k e l

s

 

 

pdf-versie

De