22 mei 2002
|
||||||
TWEE NIEUWE MIDDENPALEOLITHEN UIT MANDER (OV.)
|
||||||
door de Archeoforum-redactie
|
||||||
Op 21 april 2002 zijn tijdens een excursie van de Steentijdwerkgroep Fryslân twee artefacten gevonden die stammen uit de periode van de Neandertaler: het middenpaleolithicum (125.000 tot 45.000 jaar). Dit gebeurde bij het Overijsselse plaatsje Mander. Artefacten uit deze periode zijn vergeleken met vondsten uit jongere perioden tamelijk zeldzaam. De vindplaats bij Mander is al langer bekend. Na de vondst van een vuistbijl, is in het verleden al eens uitgebreid veldonderzoek verricht door het BAI en zijn een twintigtal artefacten uit de tijd van de Neanderthaler aangetroffen. |
||||||
|
||||||
![]() Leden van de Steentijdwerkgroep Fryslân zoeken op de vindplaats Mander systematisch naar artefacten uit de Neandertalertijd. foto: Marten Postma |
||||||
Landschap en geologie Ook vlakbij de vindplaats zelf lijkt een erosiegeul aanwezig te zijn.
Stapert (1982) heeft beschreven dat er een langgerekte laagte naast
de vindplaats ligt, dit is ook duidelijk in het veld met het oog waar
te nemen. Stapert sluit niet uit dat dit een restant is van een erosiegeul.
Het is daarom goed mogelijk dat tijdens het middenpaleolithicum de Neanderthalers,
althans gedurende een deel van het jaar, water binnen handbereik hadden.
De combinatie van water en nabijgelegen steentijdvindplaatsen is een
veelvoorkomend verschijnsel. De tot nu toe gevonden artefacten zijn
steeds aan weerszijden of in de laagte zelf aangetroffen. Waarschijnlijk
was door de uitspoeling van de glaciale sedimenten hier voor de Neandertalers
veel goede vuursteen voorhanden. Vondstverspreiding Stapert meent dat
de middenpaleolithische artefacten van Mander oorspronkelijk bovenop
de stuwwal hebben gelegen en in de loop der tijd door bodemprocessen
(solifluctie) hellingafwaarts verplaatst zijn. Hij verwacht daarom dat
bij een eventuele opgraving geen artefacten meer in de oorspronkelijke
ligging aangetroffen worden. Volgens hem heeft een opgraving ter plaatse
daarom geen waarde. Het zou echter wel
interessant kunnen zijn dit wel nader te onderzoeken. De hypothese van
Stapert is bij afwezigheid van een opgraving nooit echt goed getoetst
of onderzocht. Nader onderzoek zou de hypothese verder kunnen onderbouwen
en meer inzicht kunnen opleveren over de effecten van bodemprocessen
op middenpaleothische vindplaatsen. Ook zou een duidelijke relatie gelegd
kunnen worden tussen sediment en verweringskenmerken van de artefacten.
Voorts geeft vanzelfsprekend alleen een opgraving uitsluitsel over de
vraag of er nog artefacten in een geologisch gezien ongestoorde (onverploegde)
laag aanwezig zijn (Postma 1998). Onze conclusie is dan ook dat Stapert
in wetenschappelijk opzicht meer uit deze bijzondere vindplaats kan
halen. De vondsten De nieuwe vondsten Tjeerd de Jong (Steenwijk) vond een sterk verweerd middenpaleolithisch klingfragment (afb. 2). Het artefact is nabewerkt en qua type lijkt het sterk op een rugmes (couteau à dos naturel) die ook tijdens de zoekcampagne van het BAI zijn aangetroffen. De geretoucheerde rand is relatief scherp, terwijl de andere lange zijde stomp is. |
||||||
|
|
|
|
|||
Op het werktuig is een breed scala van verweringsverschijnselen te zien, zoals: enkele zeer kleine drukkkegels, windlak met putjes en bruin-witte patina. Ook op het breukvlak, bovenaan, is deze patina aanwezig. Dit betekent dat deze breuk lang geleden ontstaan is; mogelijk tijdens het gebruik of de nabewerking. Het werktuig is 3,6 cm lang, 2,1 cm breed en circa 1,1 cm dik. Op dezelfde akker ontdekte Evert Kramer (Leeuwarden) een tweede middenpaleolith (afb. 3). In dit geval gaat het om een onbewerkte afslag. Deze afslag valt waarschijnlijk in de categorie afval: een bijproduct van de productie van een (Levallois)kern of van het maken van bijvoorbeeld een vuistbijl. Het voorwerp is geheel overdekt met windlak dat gepaard gaat met kleine putjes in het oppervlak. Voorts zijn krasjes op de artificiële delen te zien. Kleurpatina of witte patina is nauwelijks aanwezig. Tenslotte is het deel bij de slagbult beschadigd door vorstsplijting. Het oppervlak van deze beschadiging heeft een minder verweerd uiterlijk dan de artificiële oppervlakken en zal daarom van (sub)recente datum zijn. Het artefact is 3,9 cm lang, 2,1 cm breed en circa 1 cm dik. |
||||||
|
![]() |
|||||
Ten slotte aandacht voor een vondst gedaan door Pieter Veenstra (Oosterwolde): een fraai neolithisch schrabbertje (ca. 5.000-4.000 jr. oud; afb. 4). Zoals te verwachten, is dit veel jongere werktuig beduidend minder sterk verweerd dan de twee bovengenoemde middenpaleolithen. Wel heeft het de kenmerkende hoge glans die vaak aangetroffen wordt op artefacten uit deze periode. De afmetingen van dit artefact zijn: lengte 2,3 cm, breedte 2,5 cm en dikte 0,7 cm. | ||||||
|
|
|||||
|
|
i e u w s
i e u w s
s